In der Zeitspanne vom Mittelalter bis zum Ende des 18. Jahrhundert entwickelten sich

Hunderte neuer Rosenarten. Sie wurden gemäß ihrer gemeinsamen Charakteristika in Untergattungen unterteilt, welche die Bezeichnungen Gallica, Alba, Zentifolie, Damaszener oder Moosrose erhielten.

In der Regel blühen sie nur einmal im Jahr, jedoch zeichnet sich ihre Frühjahrsblüte durch die Vielzahl der Blüten und die große Farbpracht aus: vom reinsten Weiß der Damaszener-Rose „Madame Hardy“ über das fleischige Rosa der Alba-Rosa „Cuisse de nymphe émue“ oder die karmesinrosa-weiß gestreifte „Rosa mundi“ bis hin zum tiefen Purpur der Gallica-Rose „Tuscany superb“.

Die meisten von ihnen sind Duftrosen: Aus ihnen wird das echte Rosenparfum gewonnen – etwa aus der Grasse-Zentifolie, der Damaszener-Rose „Kazanlick“ mit der eher zitronigen Note oder der Moos-Rose „Muscosa japonica“ mit ihren harzigen Nuancen.

Die Zentifolie (Rosa centifolia) wird von Parfumkreateuren immer noch verwendet, um die feinen Fragranzen der großen Düfte wie das N°5, Nahéma oder L’Air du temps zu entwerfen.

Die weniger teure Essenz der „Kazanlick“ hingegen wird in Bulgarien oder Marokko hergestellt und findet ihre Anwendung vorrangig in der Kosmetik

Il periodo che va dal Medioevo fino alla fine del XVIII secolo vede apparire centinaia di nuove rose.

Riunite in famiglie in base alle loro caratteristiche comuni, sono stati attribuiti loro nomi come gallica, alba, centifolia, muscosa o damascena.

Esse fioriscono in genere una sola volta l’anno, ma la fioritura primaverile si distingue per il gran numero di fiori e la ricchezza dei colori: dal bianco più puro per le damascene “Madame Hardy” al porpora più intenso per le galliche “Tuscany superb”, passando per il rosa carnicino dell’alba “Coscia di ninfa emozionata” o il rosso mescolato al bianco della “Rosa mundi”.

Molte sono profumate: fragranza di “vera rosa” per la “Centifolia di Grasse”, dall’aroma di limone la damascena “Kazanlick”, con note resinose la muscosa “Japonica”.

La rosa centifolia è tuttora utilizzata dai profumieri per creare le fragranze raffinate dei grandi profumi come N° 5, Nahéma o Air du temps.

L’essenza prodotta da “Kazanlick” in Bulgaria o in Marocco, più economica, è utilizzata di solito nella cosmesi.

Tussen de Middeleeuwen en het einde van de achttiende eeuw verschijnen er honderden nieuwe rozensoorten. Ze worden aan de hand van gemeenschappelijke kenmerken ingedeeld in families die namen krijgen als: Gallica roos, Alba-roos, Centifolia-roos, Mos-roos of  Damacener roos.
Normaal gesproken bloeien ze maar één maal per jaar, maar hun lentebloei valt op door de overvloed aan bloemen en de rijke kleurschakeringen. Van het puurste wit bij de Damacener roos ‘Madame Hardy’ en het diepste purper bij de Gallica roos ‘Tuscany superb’ tot het lichtroze van de Alba-roos ‘Cuisse de nymphe émue’ of het met wit dooraderde rood van de ‘Rosa Mundi’.
Veel soorten geuren: de ‘authentieke rozengeur’ van de ‘Centifolia de Grasse’, de meer citroenachtige geur van de Damacener roos ‘Kazanlick’ en de harsige notengeur van de Mos-roos ‘Muscosa japonica’.
De Centifolia-roos wordt nog steeds door parfumeurs gebruikt voor de geraffineerde geuren van bekende parfums als ‘N^o5’, ‘Nahéma’ of’ l’Air du temps’.
De goedkopere essence die in Bulgarije of Marokko van de ‘Kazanlick’ wordt gemaakt, wordt vooral in de cosmetica gebruikt.

Le jardin remarquable de l’abbaye de Valsaintes à Simiane la Rotonde – Stage de jardinage et permaculture – Visite en Luberon, – Visite en famille en Luberon- Visite en famille en Provence.