In Frankreich wachsen fünf der etwa Hundert verschiedenen Wildrosenarten in freier Natur:

•             Rosa gallica
•             Rosa canina
•             Rosa pimpinellifolia
•             Rosa sempervirens
•             Rosa glauca

Sie haben eine kleine Blütenkrone, die aus fünf Blütenblättern (Petalen) besteht, deren Farbnuancen von weiß bis dunkelrosa reichen.  Sie sind einmalblühend oder auch remontierend, d.h., sie blühen lediglich einmal pro Jahr.

Manche Sorten haben eine strauchartige oder buschige Wuchsform, andere ranken und klettern etwa an Mauern oder Zäunen.

Die Einführung von etwa 10 wilden Arten aus verschiedenen Teilen der Welt nach Europa und der Eingriff des Menschen, der die Samen aus dem Ursprung natürlicher Kreuzungen auslas, erlaubte Schritt für Schritt die Entwicklung dieser Heckenrosen. Sie haben wunderschöne, moderne Rosen hervorgebracht, die wir heute in den Gärten bewundern können.

Die Hecken- oder auch Hundsrose (Rosa canina) ist zweifelsfrei die am weitesten verbreitete Art. Die altertümliche Medizin sprach ihrer Wurzel beruhigende Eigenschaften zu. Ihre Früchte werden als Hagebutten (Sammelnussfrüchte) bezeichnet und können zu Marmeladen oder Konfitüren verarbeitet werden.

Den wichtigsten Platz im Arzneibuch nimmt jedoch die Essigrose (Rosa gallica) in Form der Apothekerrose (Rosa gallica Officinalis) ein.

Del centinaio di rose botaniche esistenti, cinque crescono naturalmente in Francia.

•             Rosa gallica
•             Rosa canina
•             Rosa pimpinellifolia
•             Rosa sempervirens
•             Rosa glauca

Tutte hanno in comune una corolla di piccole dimensioni formata da cinque petali di un colore che varia tra il bianco e il rosa scuro. Non sono rifiorenti e fioriscono quindi una sola volta l’anno.

Alcune sono cespugli o arbusti, altre rampicanti.

L’introduzione in Europa di una decina di specie selvatiche provenienti da diverse parti del mondo e la mano dell’uomo nel selezionare i semi derivanti da incroci naturali hanno permesso alle rose canine di evolvere poco a poco. Il risultato sono le bellissime rose moderne che possiamo ammirare nei giardini.

La rosa canina è senza dubbio la più diffusa. La medicina antica attribuiva alle sue radici la proprietà di guarire la rabbia. Con i suoi frutti, chiamati cinorrodonti, si possono fare marmellate.

Ma è la rosa gallica a ritagliarsi lo spazio più ampio nella farmacopea, grazie alla sua variante “officinalis”.

Van de honderden wilde rozensoorten komen er vijf van nature in Frankrijk voor:
Rosagallica

• Rosa canina
• Rosa pimpinellifolia
• Rosa sempervirens
• Rosa glauca

Ze vormen allemaal een bloemkroon met vijf kleine kroonblaadjes en de kleur varieert van wit tot donkerroze. Het zijn geen doorbloeiers; ze bloeien dus maar één keer per jaar. Sommige groeien uit tot heesters of struiken, anderezijn klimmers.
Door de introductie in Europa van zo’n tien wilde soorten uit verschillende delen van de wereld en het menselijk ingrijpen via zaadselectie en natuurlijke kruisingen konden deze egelantiers langzamerhand evolueren. Ze geven nu de prachtige moderne rozen die we in tuinen kunnen bewonderen.
De Egelantier (Rosa canina) of Hondsroos is ongetwijfeld het meest verspreid. In de antieke geneeskunde werden aan haar wortels geneeskrachtige eigenschappen tegen hondsdolheid toegeschreven. Van haar vruchten, rozenbottels genoemd, kan compote of jam worden gemaakt.
Echter, het is de Franse roos (Rosa gallica), en haar variëteit ‘officinalis’ die de belangrijkste plaats in de farmacieinneemt.